Synagoge van Zwolle
Historie

De joodse gemeenschap van Zwolle kent een ononderbroken geschiedenis vanaf 1721. Maar al eerder in de geschiedenis van Zwolle is de aanwezigheid van een joodse gemeenschap aanwijsbaar.

Middeleeuwen
Alleen met toestemming vestigden joden zich na het jaar 1000 in steden of aan vorstenhoven. Uitgesloten van de meeste ambachten waren ze gedwongen een bestaan te zoeken in de (geld)handel. De kerk streefde naar een christelijke wereld. Alles wat daaraan niet voldeed werd verbannen of uitgeroeid. Volgens een telvers op het jaar 1349 werden de joden in Zwolle in augustus van dat jaar 'ter ere van God' verbrand. In die jaren woedde de pest in Europa. Bij de nadering daarvan werden de joden aangewezen als de veroorzakers, waarna ze massaal verbannen of vermoord werden. Ook andere bronnen spreken van de aanwezigheid van joden in Zwolle en van die uitroeiing in 1349.

Achttiende eeuw
Het duurde tot 1721 duren voordat er in Zwolle een joodse gemeenschap ontstond. Eerder was het joden verboden in de stad te wonen en er winkels te hebben. Naast een religieus was er vaak ook een economisch motief om joden te weren. Bij vestiging profiteerden zij van de voorzieningen voor de eigen burgers en ondermijnden daardoor de welvaart van de stad. Overigens weerden ook andere steden joden met dezelfde argumentatie.

Vestiging
De joden die zich vanaf 1721 in Zwolle vestigden, kochten vrijwel allen het kleine burgerrecht (het 'grote' was alleen voor hervormden en gaf politieke rechten), dat weer recht gaf om lid te worden van het koopmansgilde. Daardoor konden joden een bestaan opbouwen en bijdragen aan de welvaart van de stad. Voor Zwolle was dat aantrekkelijk en dus een reden om redelijk tolerant te zijn. De joodse gemeente groeide voorspoedig, want in 1748 woonden er al 159 joden in Zwolle en in 1779 waren dat er 240.

David Jacobs Stibbe (1717-1806)Begraafplaats en Synagoge
Al in 1722 werd toestemming verkregen om een eigen begraafplaats in te richten op de Luurderschans buiten de stad. Tot in de 20ste eeuw werd hier begraven. In 1746 werd een synagoge in de Oude Munt aan de Bitterstraat ingewijd. Toen het huurcontract voor deze ruimte afliep, kreeg de joodse gemeente de beschikking over de Librije bij het voormalige Broerenklooster. Van 1758 tot 1899 zou dit gebouw als synagoge dienst doen. Al eerder had de joodse gemeente een godsdienstleraar en een voorzanger in dienst. In 1772 werd de eerste opperrabbijn, David Jacobs Stibbe (1717-1806) aangesteld.

Tweederangs burgers
De joodse gemeente in Zwolle groeide weliswaar, maar de joden bleven tweederangs burgers net als bijvoorbeeld katholieken. Joden hadden daarom geen toegang tot de meeste gilden, met als gevolg een eenzijdige beroepskeuze. Nog rond het midden van de 19de eeuw was ca. 50% van de joodse beroepsbevolking in Zwolle koopman/-vrouw.

Hoewel er in de loop van de 18de eeuw enkele anti-joodse geluiden te beluisteren waren, was er in Zwolle een tamelijk tolerant klimaat ten opzichte van de joden. Zo was de burgerlijke overheid aanwezig bij de inwijding van de nieuwe synagoge in de Librije. En klachten over de aanwezigheid van de joden werden door het stadsbestuur genegeerd.

Vrijheid en gelijkheid, 1796-1940
Met de komst van de Fransen in 1795 werd ook Gelijkheid ingevoerd. Na een lange discussie kregen de joden in de Nederlanden in 1796 burgerrechten. Na het vertrek van de Fransen werd Zwolle in 1814 hoofdplaats van het ressort Overijssel en Drenthe en vestigingsplaats van de opperrabbijn, op dat moment Hartog Josua Hertzveld (1781-1846). Hij wijzigde de synagogediensten onder invloed van het idee dat joden zich moesten aanpassen aan hun omgeving. Nederlandse joden moesten joodse Nederlanders worden.

De joodse gemeente van Zwolle groeide tot zo'n 700 leden rond 1900. Overal in de stad woonden joden, de meeste rond de Librije, in de arme buurt van de stad. Het joodse proletariaat was groot. In 1906 was 20% van de joden aangewezen op steun.

Twintigste eeuw
De gegroeide joodse gemeente paste aan het eind van de 19de eeuw niet meer in de Librije. Daarom werd in 1899 een nieuwe synagoge gebouwd aan de Schoutensteeg (nu Samuel Juda Hirschstraat). In 1902 werd de orthodoxe Samuel Juda Hirsch (1872-1941) geïnstalleerd als opperrabbijn van Overijssel.

Het joodse volksdeel was in de loop van de 19de en vroege 20ste eeuw ook in contact gekomen met stromingen als liberalisme, socialisme en zionisme. Ook de joodse gemeenschap van Zwolle telde vertegenwoordigers van deze drie stromingen. Een zoon van opperrabbijn Hertzveld nam na 1850 actief deel aan de liberale politieke beweging in de stad. In 1894 waren joodse Zwollenaren (waaronder Louis Cohen) aanwezig bij de stichting van de SDAP. En in 1912 werd in Zwolle een afdeling van de Nederlandse Zionisten Bond opgericht. Een van de eerste voorlieden daarvan was Izaak Marcus, lid van de bekende Zwolse slagersfamilie.

Groeiende spanning
Tijdens de jaren '30 van de 20ste eeuw groeide de spanning in Europa. De anti-joodse maatregelen in nazi-Duitsland deden de onrust in joodse kring toenemen, vooral toen vanaf 1938 de stroom joodse vluchtelingen sterk groeide en de oorlogsdreiging toenam. De jonge joodse Zwollenaar Nico Herschel (1915-1943) schreef in 1939 in zijn dagboek: "Deze weken zijn vreeselijker dan het gevaar zelf, dat men in dien tijd vreest. Juist dat wachten, die spanning (...) maakt de mensen gek." "Morgen kan het afgelopen zijn. Dat schrikbeeld houdt iedereen bezig. Den Jood in verdubbelde mate. (...). Omringd zijn wij door daemonen, die slechts onzen ondergang willen." Opperrabbijn Hirsch nam in Overijssel het initiatief tot de hulp aan de vluchtelingen. In mei 1938 woonden er al 31 Duits-joodse vluchtelingen in de stad.

1940-1945
Op 10 mei 1940 kwam een eind aan de spanning: Nederland werd bezet door Duitse troepen. Na 1 januari 1940 woonden er ruim 800 joden in Zwolle. Dat aantal zou door deportaties en onderduik slinken, tot er in het voorjaar van 1943 geen joodse gemeenschap meer was.

Daarvoor volgden verschillende anti-joodse maatregelen elkaar op vanaf het najaar van 1940. Joodse ambtenaren werden geschorst en ontslagen, joden mochten niet meer in parken en naar de veemarkt, zij moesten radio's en fietsen inleveren, op hun persoonsbewijs kwam een 'J' te staan, zij moesten een gele Davidsster dragen, joodse kinderen moesten onderwijs volgen op speciale joodse scholen in de Voorstraat en aan de Thorbeckegracht, joden mochten geen eigen bedrijf en kapitaal meer bezitten, zij mochten alleen door joodse artsen geholpen worden en er werd zelfs een joods ziekenhuis gevestigd in de Voorstraat.

De bezetters stichtte werkkampen en  begon met het deporteren van joden. In augustus 1942 vertrok een eerste groep van enkele tientallen Zwolse mannen naar een werkkamp. Voor sommigen was dit het moment om te gaan onderduiken. Op vrijdag 2 oktober 1942 werd bekend dat de mannen naar Westerbork zouden worden overgebracht. Hun gezinnen moesten zich die avond melden bij het gymnasium aan de Veerallee om ook naar Westerbork te worden vervoerd. Het overgrote deel van de joodse gemeenschap was eind april 1943 gedeporteerd. Hen wachtte een gruwelijk lot in de concentratie- en vernietigingskampen. De meesten vonden daar de dood; soms meteen na aankomst, soms na maanden afgebeuld, ondervoed en mishandeld te zijn.

Slechts een klein deel van de Zwolse joden kon onderduiken.

Na 1945
Op 14 april 1945 werd Zwolle bevrijd. Ruim 240 joodse Zwollenaren overleefden de oorlog. Zij vormden een fysiek en geestelijk geslagen gemeenschap. Velen waren alles kwijt geraakt. Ook werden zij soms met een vijandige houding van hun medeburgers geconfronteerd. De omvang van de joodse gemeenschap in Zwolle nam daarna verder af door vergrijzing, verhuizing naar de Randstad en vertrek naar Israël. In 1951 telde de gemeenschap nog 150 leden, in 1991 nog maar de helft daarvan.

Restauratie synagoge
Begin jaren '80 van de 20ste eeuw werd het initiatief genomen voor de restauratie van de Zwolse synagoge. Dankzij steun van velen lukte dat. Op 20 september 1989 werd de synagoge opnieuw ingewijd met het binnendragen van zeven Torarollen. Het joodse leven kreeg een impuls door de regelmatige diensten, feesten en andere activiteiten. Om de continuïteit te waarborgen werd de synagoge overgedragen aan een beheersorganisatie, de Stichting Voortbestaan Synagoge. De synagoge is ook cultureel middelpunt door de vele cursussen, concerten, rondleidingen en andere bijeenkomsten, die georganiseerd worden door de Stichting Judaica Zwolle. Mede door inkomsten uit die activiteiten kan de synagoge voortbestaan.

Ook in de jaren '80 werd de oude joodse begraafplaats aan de Willemsvaart onder rabbinaal toezicht geruimd. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de nieuwe begraafplaats aan de Kuyerhuislaan. In 1995 werden aan de wanden van de synagoge plaquettes aangebracht met de namen van de in de oorlog omgekomen joodse Zwollenaren (zie het document onder aan deze pagina). In 1999 werd het 100-jarig bestaan van de synagoge op luisterrijke wijze gevierd in aanwezigheid van leden en vrienden van de joodse gemeente en van vele hoogwaardigheidsbekleders.

Stolpersteine
In 2013 werd de Stichting Zwolse Stolpersteine opgericht die zich ten doel heeft gesteld bij de toenmalige woningen van Zwolse joden die zijn omgekomen in de Holocaust, kleine monumenten voor hen te plaatsen in de vorm van herdenkingstegels in het plaveisel.

Bron: Jaap Hagedoorn en Marco Groen, Gids langs de geschiedenis van Joods Zwolle (Zwolle 1999)


Namenlijst van Zwolse joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen door de Nazi-terreur in de vernietigingskampen.

Artikel in de Zwolse Courant van 23 maart 1985 over de Synagoge van Zwolle en haar geschiedenis.